
Lichtelijk verdwaasd legt Jan de veerpont voor de laatste keer die avond aan. De wind giert om zijn oren, zelfs door zijn muts heen. Het deert Jan niet. Kan het echt zo zijn dat hij deze dag zonder vreemde incidenten door is gekomen? Zijn gebeden zijn verhoord. Een rustige Kerst is precies waar hij naar uitkijkt. Hij rondt zijn werkdag af, klopt liefdevol op de reling van zijn boot, draait zich om en loopt fluitend naar huis. Niets kan hem op dit moment deren.Kerstavond is zijn jubileumdag. Precies vierenvijftig jaar geleden trok hij aan de ruwe kabel van het oude veer. Zijn spieren vulden die van zijn oude collega aan. Nauwelijks meer dan een jongen was hij toen geweest. Zijn pluizige snorretje verried dat hij weliswaar achttien jaar was, maar zeker nog geen man. Het ontsnapte paard dat aan boord sprong had hem zoveel schrik aangejaagd, dat hij bijna zijn ontslag aanbood. De dagen en maanden daarna verliepen echter rustig. Zo eentonig als hem was beloofd.
Een jaar later, precies op Kerstavond, was de rivier felgroen gekleurd. Het jaar daarop werd zijn rustige routine verstoord door een vergissing van de monteur. Die had een verkeerd spoeltje geplaatst op het omloopventiel. De stank was niet te harden.
Een mysterieus gat in zijn pont. Een klein meisje dat van de pont sprong. Een jeugdvriendin die betaalde met een taart. Een politieonderzoek. Er werd zelfs een paar jaar geleden een een zeemonster gesignaleerd op het water. Achteraf bleek het een opblaasbare krokodil en iedereen had gegrinnikt over hoe men toch in paniek kan raken om niets. Jan had niet gegrinnikt. De krokodil was tijdens de ophef in zijn huis beland en niemand kwam hem ooit nog ophalen.
Binnen is het behaaglijk. Met een kop thee in zijn handen gaat Jan zitten op zijn vaste plek op de bank. Hij verheugt zich op It’s a Wonderful Life. Velen zouden hem uitlachen, maar hij heeft de film op videoband. Jaren geleden opgenomen en nog altijd werkt het prima. Een DVD-speler heeft hij ook, en een kast vol goede films, maar zolang zijn videorecorder het niet begeeft is Kerst een tijd voor videobanden.
Jan warmt een maaltijd op en klikt tijdens het wachten de kandelaar voor het raam aan. Hij geniet van de warme gloed die de woonkamer verlicht. Met de kerstkrans aan de deur, de kandelaar voor het raam en het kerststukje van de buurvrouw op tafel is zijn huis mooi in kerstsfeer.
Hij eet zijn maaltijd op de bank. Juist als hij zijn laatste hap neemt, gaat de deurbel. Met de film op pauze en een gevoel van onbehagen loopt Jan naar de deur. Zijn dienst zit erop, hij hoeft nu geen vreemde dingen meer te ondergaan. Toch?
“Dag. Hallo. Pardon, bent u de veerman?” Een slungelige man met rode wangen kijkt Jan hoopvol aan.
“Dat ben ik. Maar de pont is klaar voor vandaag. Na Kerst ga ik weer open.” Jan wenst dat hij het type persoon kan zijn dat de deur dichtslaat voor iemands neus, maar hij blijft staan.
“Ja. Ja, dat weet ik. Pardon, maar kunt u toch nog een keer varen? Ziet u, mijn vrouw is –”
Een trage, lage kreet onderbreekt de man. Jan steekt zijn hoofd wat verder naar buiten en ziet een hoogzwangere vrouw bij een fiets staan. Haar handen omklemmen haar buik.
“De weeën zijn begonnen en de auto staat bij de garage,” zegt de man met slecht verholen zenuwen. “Ze is pas over twee weken uitgerekend,” voegt hij toe en Jan knikt, al snapt hij niet waarom dat iets uit zou maken.
Aan een automobilist zou Jan hebben gezegd dat het nauwelijks twaalf kilometer was naar de brug. Als hij niet met zijn gedachten nog bij de film zat, zou hij er misschien aan denken het stel aan te raden een familielid met een auto te bellen. Of een vriend. Of een ambulance. Nu zucht hij en pakt zijn jas van de kapstok. De vrouw kreunt opnieuw, lang en laag. Jan heeft zich nooit erg beziggehouden met bevallingen. Als ongetrouwde man met alleen twee broers zijn kinderen ver weg en kent hij zwangerschappen vooral van films. Een scène flitst voor zijn ogen, waarin de vrouw plast tijdens haar weeën. Voor hij de deur uitgaat, grist Jan een stapeltje handdoeken uit de kast. Dat kan rotzooi schelen.
Niet veel later verlaat het veer de wal. Jan staat in het stuurhuis achter het bedieningspaneel en probeert het gehijg van de vrouw te negeren. Ze zit op zijn stoel, met een paar handdoeken onder zich. Een heer zou hij zichzelf niet noemen, maar geen fatsoenlijke man zou nalaten een vrouw met weeën zijn enige stoel aan te bieden. Hij kijkt om zich heen. De rivier is donker als altijd, geen andere lampen dan zijn eigen navigatieverlichting. Rood, groen en wit schijnt van dichtbij. In de verte branden de lichten van straten, huizen en auto’s. De sterrenhemel op aarde schijnt altijd en wordt nooit verscholen achter een wolkendek. De kerstverlichting maakt het schitterende plaatje compleet.
Iets onderbreekt zijn gestaar. Het duurt even voor hij het kan plaatsen, want de vrouw gilt bijna onophoudend. Dan hoort hij het. De motor klinkt anders. Het is jaren geleden dat de motor het begaf, maar het is een onmiskenbaar geluid. Het hydraulische gedeelte is ermee gestopt en daarmee heeft de motor geen stuwkracht meer. Jan verandert de verlichting om zijn situatie aan te geven en laat het anker zakken zodat de pont niet afglijdt. Dan pas dringt het tot hem door wat het betekent als ze hier nog een paar uur vast zitten.
Hij wrijft even over zijn kin terwijl hij op de man afstapt. Die staat op het trapje naar het stuurhuis, tegelijkertijd bij zijn vrouw en zo min mogelijk in de weg.
“Luister, meneer, ik heb slecht nieuws.”
De man kijkt verschrikt op naar Jan.
“De pont heeft technische problemen. We kunnen niet naar de overkant komen voor hij is gerepareerd.” Jan deelt al zijn hele leven de overtuiging dat dingen zeggen zoals ze zijn het voor iedereen gemakkelijker maakt.
De man trekt wit weg en grijpt naar de trapleuning. “Maar mijn vrouw…”
Jan knikt.
De stuurhut stinkt naar bloed, ontlasting, zweet en braaksel. Marian, de vrouw, maakt afwisselend geluid van vermoeidheid, pijn en zeeziekte. Joost, de man, rommelt door de EHBO-kist van de pont, leest forums en informatiesites op Google en houdt de hand van Marian vast.
Jan krijgt de monteurs na meer dan vijftien telefoontjes eindelijk te pakken. Op Kerstavond is het dienstrooster leeg en niemand heeft zin een extra dienst op zich te nemen. De man die officieel reservedienst heeft zit in het buitenland. Pas als Jan vermeldt dat een vrouw aan het bevallen is op zijn veer, zegt iemand toe te komen. De boot ligt niet aan de kade, dus dat duurt langer.
Jan belt ook een ambulance, kookt water, steriliseert doeken in de magnetron en volgt andere instructies van Joost op. Joost hangt inmiddels aan de lijn met een heel geduldige verpleegkundige die hem veel tips van Google weer uit zijn hoofd praat. Bovendien laat ze Marian en Joost ademhalingsoefeningen doen. Jan staat er een paar passen vandaan en vraagt zich af voor wie van de twee die oefeningen eigenlijk bedoeld zijn.
Het vervreemdende besef dat hij een echt babyhoofdje ziet doet Jan duizelen. Hoe is het mogelijk dat hij deelgenoot kan zijn van dit moment? In de afgelopen uren zijn Joost en Marian weliswaar meer geworden dan vreemden op zijn boot, maar hij blijft een buitenstaander. Deze geboorte is een klein wonder.
De verpleegkundige gaat verder met haar instructies over de navelstreng en de placenta, maar Jan luistert niet. Hij hoort eindelijk een motor. Nee, twee zelfs. De waterambulance en de monteur komen tegelijkertijd aan. Jan helpt een arts aan boord en neemt haar mee de stuurhut in. Ze stapt kordaat naar de ouders toe. Ze feliciteert hen met hun dochtertje en neemt de zorg voor de moeder over.
De monteur klopt Jan op zijn schouder. Even staan de twee mannen zwijgend naast elkaar, dan loopt de monteur naar de motorkast. Jan blijft kijken naar het kleine kerstwonder.
De monteur is een half uur op zoek naar de oorzaak en nauwelijks vijf minuten bezig et de reparatie voordat de motor weer werkt. Na een kort overleg wordt besloten dat het veer aanlanden en vanuit daar verder met een ambulance beter is voor de moeder, dus dat wordt zo geregeld.
Joost komt met een klein bundeltje naar hem toe vlak voor ze aanleggen. “Ze heet Christine.”
Jan feliciteert hem hartelijk.
Als ze van boord gaan, zwaait hij hen na. Er kijkt niemand om, maar dat deert hem niet. Onderweg naar de overkant staat hij fluitend in de stuurhut. Hij kijkt uit naar zijn film en een rustige Kerst. En misschien een beetje naar volgend jaar rond deze tijd.
Geef een antwoord